22/06/22
Stijlzuivere architectuur
Het meest opvallende gebedshuis in Ronse is zonder twijfel de Sint-Hermesbasiliek, maar niet eens zo ver daarvandaan vind je een andere markante kerk. De Sint-Martinuskerk is een stijlzuiver voorbeeld van neogotiek waarvan de bouw gestart werd in 1892.
De architect achter dit prachtig gebouw is de Gentenaar Modeste de Noyette. De bouw ervan duurde vier jaar. Deze Gentenaar is vooral bekend om zijn imposante kerken en openbare gebouwen en hij had een grote voorliefde voor de gotiek, meer bepaald de Scheldegotiek (ook wel bekend als Doornikse gotiek). Hij werd geboren in Ledeberg, de (nu deel)gemeente waar ik een groot deel van mijn leven heb doorgebracht. Hij overleed er ook in 1923. Als voorzitter van de Société des Architectes de Flandre-Orientale verdedigde hij de belangen van zijn beroepsgroep, onder meer in het tijdschrift L'Emulation. In 1870 was de kerk van Haaltert zijn eerste opdracht, maar hij was ook nog als architect betrokken bij de Sint-Vincentiuskerk van Eeklo, het gemeentehuis van Gentbrugge, het voormalig gemeentehuis van Sint-Amandsberg (aan Campo Santo), de Leopoldskazerne in Gent en Villa Madonna in Ronse. Hij stond duidelijk niet afkerig van grondige renovaties waarin sporen van het verleden vernietigd werd (zoals in de Sint-Martinuskerk in Gent-Ekkergem), hoewel hij ook lid was van de Koninklijke Commissie voor Monumenten. Een overzicht van gebouwen die als erfgoed erkend zijn en door hem ontworpen zijn, vind je hier.
Tegenwoordig is de kerk dagelijks toegankelijk van 10 uur tot 17 uur. Een kijkje nemen binnen is de moeite zeker waard. Wat me meteen opviel, is hoe ruim de kerk is. Zoals wel vaker bij dit soort gebouwen is het er vrij donker, als zorgen de vele glasramen ervoor dat, zeker wanneer de zon schijnt, er toch een mooi licht binnenvalt. Zeker de hoge glasramen in het portaal zijn indrukwekkend.
Onder de glasramen zijn enkele hoogtepunten van de Vlaamse glazenierskunst van de hand van Gust Ladon en van Camille Ganton-Defoin. De glasramen beelden allerlei taferelen uit zowel oude als nieuwe testament uit en waren voor de vele ongeletterde gelovigen een visuele catechismus.
Hier en daar in de kerk vind je heel bijzondere details, zoals de duidelijk negentiende-eeuwse lampen die her en der zijkapellen verlichten en waarvan de meeste nog steeds gebruikt worden. De armaturen zijn gracieus. Ook hangt er naast een statie van de kruisweg in de kooromgang een oude houten wandklok met daarboven een fraaie bel die net voor het begin van de mis het binnentreden van de priester vanuit de sacristie aankondigt aan de gelovigen.
Het meubilair is, net als bij de kapel van Wittentak, van het Gentse kunstenaarshuis Rooms. Vooral de prachtige doopvont, nu wat weggestopt in een hoekje en omringd met tafels vol boeken, maakte indruk op mij. Bijna al dat meubilair is eveneens neogotisch en past dus perfect in deze kerk.
Wie op een minder religieuze manier wil verpozen, kan het parkje intrekken dat aan de zuiderzijgevel gelegen is, het Koning Boudewijnpark, dat langs drie toegangswegen bereikbaar is. Het was er erg rustig toen ik er binnentrad. Nochtans lijkt het me midden in de stad een fijne plek om even tot rust te komen.
Heel wat meer informatie over deze kerk vind je hier op de website van de parochie van Ronse.
15/06/22
Elk kind een boom
Het geboortebos in Gent kwam er pas na de geboorte van mijn kinderen, dus geen van hen heeft zijn "eigen" boom in de Gentbrugse Meersen. Het is er best wel mooi, met voor elk jaar een ietwat andere inkleding voor het groepje bomen dat voor de pasgeborenen geplant wordt.
Ook in Ronse is er een geboortebos. Op het einde van de Jagersstraat moet je nog even een weg verderstappen en dan bereik je borden die het geboortebos markeren. Naast uitleg over dieren en bomen in het bos, vind je er ook de namen van de kinderen voor wie er aangeplant werd, tussen 2005 en 2014. Nadien zijn er zeker nog geboortes op die manier gevierd, maar een aanduiding daarvan vind je niet ter plaatse.
Ik wandelde het bospad verder in de hoop de bomen zelf te vinden. Dat bospad is niet echt geschikt voor kinderwagens en buggy's, toch attributen waarvan je verwacht dat jonge ouders die bij zich hebben. Het is een fiks eind wandelen eer ik iets zag dat op een aangeplant bos leek. Net voor je op een open plek uitkomt, zag ik bomen die netjes op een rij stonden. Hoewel alle kinderen genummerd waren op het infobord, zag ik nergens de bijhorende getallen. Bij één boom zag ik een fopspeen hangen en een houten bordje dat niet meer leesbaar was. Misschien hingen er ooit aan elke boom zulke bordjes maar zijn die allang verdwenen.
Het geboortebos was dus niet meteen wat ik ervan verwacht had, maar het maakt wel deel uit van een mooi bos aan de rand van Ronse, nabij de gemeentegrens met Ellezelles.
12/06/22
In de hemel is geen bier
Zoals Vlaanderen wel overal zijn Mariakapelletje (groot of klein) heeft, vond je ook in vrijwel elke gemeente minstens één eigen brouwerij. Een stad als Ronse die hoogtijdagen vierde dankzij de industriële revolutie, vooral zichtbaar in de textielindustrie, kon dus zeker ook niet onderdoen.
Vandaag is het op dat vlak triestig gesteld, met enkel de microbrouwerij Keun die actief is op het Ronsese grondbied. Wel kan je nog van één ter ziele gegane brouwerij het gebouw terugvinden, namelijk in de Priesterstraat vlakbij de Sint-Hermesbasiliek. Brouwerij De Keyser produceert geen druppel alcoholisch vocht meer, cultuur kan je er wel opsnuiven want het gerestaureerde gebouw is nu een deel van het cultureel centrum De Ververij.
Er is al sprake van een brouwerij op deze locatie sinds de eerste helft van de 19e eeuw. Ze werd in 1849 verkocht en daarna op het einde van de eeuw nog enkele keren vergroot. Pas in het begin van de 20e eeuw werd ze vernoemd naar De Keyser, die de brouwactiviteiten uiteindelijk in 1959 zou stopzetten. In 1989 werd ze dan aangekocht door de stad Ronse, die er dus een deel van haar cultureel centrum in onder bracht.
Achteraan leunt tegen het gebouw de voormalige koeltoren waarvan de basis stamt uit de late 19e eeuw en die volgens een plan uit 1937 toen verhoogd werd. Toen ik een kijkje ging nemen, was het kleine binnentuintje achteraan niet toegankelijk en dan kan je die koeltoren amper zien.
(bron foto: Inventaris Onroerend Erfgoed, genomen door Thomas Verfaille op 1/3/2017)
08/06/22
Waar men gaat langs Vlaamse wegen, komt men U, Maria, tegen
Toen ik in Gent woonde, had ik Oostakker-Lourdes als Mariabedevaartsoord. In Ronse is het dan wel minder spectaculair maar de kapel van Wittentak is, zonder namaakgrot, eveneens een trekpleister voor gelovigen die Maria bijstand willen vragen of bedanken. Dat je er een klim voor over moet hebben (die gelukkig ook met de auto te doen is), is dan ook erg toepasselijk. Geen genade zonder inspanning, geen beloning zonder moeite, dat lijkt het idee te zijn. En misschien vond de bouwheer van de kapel wel dat een oord gewijd aan Maria verheven diende te zijn boven de stad.
Oorspronkelijk stond de kapel nochtans een beetje lager op de heuvel, op de hoek van de Kapellestraat en de Meulekensstraat. Die werd na de builenpestepidemie van 1636 gebouwd. Terwijl onder andere Kortrijk en Brugge zwaar getroffen werden, bleef Ronse al bij al gespaard. De inwoners kwamen hun belofte na en gaven het Mariabeeld dat al sinds 1439 vereerd werd, een onderkomen in 1639. Ze werd ingewijd door de Gentse bisschop Antonius Triest (niet te verwarren met Petrus Jozef Triest, stichter van de Broeders van Liefde en de Zusters van Liefde). Helaas was op het einde van de 19e eeuw de kapel zo vervallen dat ze op instorten stond. Het gebouw, dat zowel gotische als rococo-elementen bevatte, werd afgebroken en zo'n 500 meter verder werd op grond die geschonken was door de familie Cambier. In 1892 werd de nieuwe kapel ingewijd. Het was het Gentse huis R. Rooms dat zorgde voor de levering van de beelden, de meubels en de vier kandelaars.
De kapel is niet enkel gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, maar ook aan de H. Rochus. Je vindt er ook een mooi beeld van de H. Hubertus. Het interieur is nu witgeschilderd maar was ooit versierd met polychromie.
In het begin van de twintigste eeuw werden er neogotische ramen geplaatst en in de brandramen herkennen we H. Antonius van Padua, Johannes de Doper, Sint-Godelieve, Sint-Elisabeth, Sint-Aloïsius, de zalige Margaretha, Sint-Mauritius en de heilige Jozef, vader van Jezus. Die werden allemaal gemaakt rond de eeuwwisseling tussen 19e en 20e eeuw, al is er in de kapel ook een modern glasraam uit 1960.
In een speciale kast links in de kapel werden afbeeldingen van genezen lichaamsdelen opgehangen, die gemaakt lijken uit was.
Sinds 1984 is er rond de kapel ook een kruisweg.
Wie interesse heeft voor de hele geschiedenis van de kapel, verwijs ik graag naar deze website.
06/06/22
De kortste weg is soms ook de mooiste
De meeste invalswegen naar Ronse zijn bijzonder druk, maar er is één die meer gebruikt zou mogen worden. De spoorweg naar het eindstation dat Ronse geworden is, wordt immers slechts één maal per uur bediend. In het weekend en op feestdagen is dat zelfs maar één keer om de twee uur. NMBS, ik snap niet dat jullie een stad van meer dan 25.000 inwoners zo slecht toegankelijk maken. En kom niet af met matige gebruikerscijfers hé, want dit is vast ook een voorbeeld van hoe het aanbod eigenlijk de vraag bepaalt.
Soit, het station zelf is eigenlijk het oude station van Brugge dat heropgebouwd werd. Daar ga ik het dit keer echt niet over hebben. Mijn aandacht wordt vooral getrokken door één heel specifiek onderdeel van het stationsterrein: de passerelle die voetgangers (en fietsers) moet toestaan veilig en makkelijk de sporen over te steken naar het zuidelijk deel van Ronse. De passerelle werd gebouwd in 1888, gebombardeerd door de Duitsers in de eerste wereldoorlog en in 1920 heropgebouwd. Dat gebeurde deels met recuperatiemateriaal van de originele brug, met inbegrip van consoles van de gasverlichting. Het is een boogbrug gesmeed uit ijzer, die aan één zijde losligt op rolletjes om uitzetting door temperatuurverschillen en spanningen op te vangen. De passerelle is sinds 1999 beschermd omwille van de industrieel-archeologische waarde.
Helaas verkeert ze in zulke slechte staat dat ze al heel lang niet meer gebruikt kan worden, tot grote frustratie van een heleboel Ronsenaars. De restauratie blijkt niet echt een prioriteit gevormd te hebben voor Infrabel, dat oorspronkelijk vooropstelde dat de renovatie "misschien in 2016" zou afgerond zijn. Zes jaar later blijkt er amper schot in de zaak gekomen te zijn. In februari van vorig jaar nam de stad Ronse de passerelle kosteloos over van Infrabel (behalve de grondwaarde onder het landhoofd) zodat de stad de maximale subsidie kan aanvragen bij Onroerend Erfgoed, iets wat Infrabel niet kon doen. Er is een overeenkomst tussen Infrabel en Ronse dat de beheerder van de spoorweginfrastructuur wél de meerkost bovenop die subsidie zou betalen. Wanneer deze voetgangersbrug uiteindelijk hersteld en gebruiksklaar zal zijn, is nog onduidelijk en het kan nog een hele tijd op zich laten wachten, gezien de stappen die allemaal moeten gezet worden (stabiliteitsstudie, studie van wat precies gerestaureerd dient te worden, bestek en aanduiden ontwerper e.d.).
Als fan van industrieel erfgoed heeft deze passerelle me vanaf de eerste keer dat ik ze zag, gefascineerd. Het is een prachtige getuige van het rijke industriële verleden in de 19e en begin twintigste eeuw in Ronse en heeft bovendien nog steeds zijn nut. Laat ons hopen dat ik binnen enkele jaren vanop de passerelle kan uitkijken over de binnen- en buitenrijdende treinen.
02/06/22
Alle begin is moeilijk
Hier ga ik oud worden. Hier ga ik de laatste dagen van mijn leven doorbrengen. Niemand weet wat het leven hem brengt, dat is waar. Toch ben ik ervan overtuigd: dit was mijn laatste verhuis.
Ik woonde in Gent (en kortere periodes in Laken, Strombeek-Bever en Brugge), ben in Gent geboren, voel me nog steeds ook Gentenaar. Vanaf nu echter zal ik veranderen. Ik word Ronsenaar.
Hoe moeilijk is het om één identiteit van je af te schudden als oud slangenvel en om een andere aan te nemen? We zullen zien. Ik blijf natuurlijk wie ik ben, op één fundamenteel verschil na. Ik ben vanaf nu thuis in Ronse.
Mijn huis is in Ronse, dat helpt al. Ons huis, moet ik zeggen want ik kocht het niet alleen. Daar is het ook te groot voor: 2 verdiepingen waaronder een gigantische zolder, een tuin, een garage, een magazijn. Ruimte zat en toch ook ruimte tekort soms, zo voelt het toch nu al onze spullen nog grotendeels onuitgepakt bij elkaar staan.
Wat je moet weten om dit te verhaal te begrijpen, is dat IK in Ronse woon in het huis dat WIJ kochten.
WIJ: Elke en ik, al bijna 12 jaar samen, elk met eigen kinderen, elk met ons verleden en een ex-partner, ooit samenwonend (in Ronse uiteraard) wanneer de kinderen hun eigen weg gegaan zijn
IK: Sven, 50 jaar oud, fervent lezer en muziekliefhebber, en would-be vanalles
Hoewel Gent gedurende alle vorige fasen van mijn leven mijn vertrouwde omgeving was, was er nooit een huis waar ik me echt thuis voelde. Dat is nu vanaf dag één anders: dit is mijn huis én dit is mijn thuis. Een goede start vind ik dat al. Maar ik ben er natuurlijk nog niet. Om Ronsenaar te worden, moet ik ook buiten de muren van ons huis komen, moet ik proeven en ruiken wat Ronse is, moet ik horen welke geluiden Ronse maakt, moet ik voelen hoe de afwisseling tussen zachte en ruwe materialen Ronse Ronse maakt en moet ik zien waarmee Ronse me verlokt om bij haar mij neer te willen vlijen. Want steden, en dus ook Ronse, zijn vrouwelijk. Ik kan niet uitleggen waarom, maar ik voel het overal.
Deze blog is het reisverslag van een reiziger die besloten heeft te blijven, de neerslag van een ontdekkingsreiziger in gebied dat allang helemaal in kaart is gebracht en het moodboard van een vijftiger die woorden als "moodboard" nooit zou gebruiken in een gesprek.
Deze blog gaat over Ronse. Eigenlijk gaat deze blog over mij. Deze blog gaat over Ronse voor mij, ik in Ronse, Ronse dat bezit van me neemt en ik die Ronse verover als mijn territorium. Deze blog gaat over hoe een man verstrengeld raakt met een hem voorheen onbekende stad.
En jullie mogen meekijken...